Welkom!

Welkom op de website van Tracé Travak. Ben je nieuwsgierig naar het project Tracé Travak? Neem dan een kijkje bij Over Tracé Travak.

Indien je wil te weten komen waar en wanneer de tentoonstelling te zien zal zijn, klik dan op Praktische informatie. Wil je met je klas een bezoekje brengen aan de tentoonstelling? Je vindt meer informatie bij Voor scholen.

Ben je geïnteresseerd in een thema? Neem dan een kijkje links in de menubalk. Je kan er alle artikels binnen een thema raadplegen.

Veel surfplezier!

Mooie liedjes

Tracétravak_RGB_grootMooie liedjes duren niet lang, hoor je wel eens zeggen. Tracé Travak zag het levenslicht in februari 2012. Erfgoedcel Viersprong Land van Rode besliste om gedurende twee jaar het rijke mobiliteitsverleden van de gemeenten Melle, Merelbeke, Oosterzele en Sint-Lievens-Houtem op te sporen, in beeld te brengen en te bewaren voor de toekomst.

Gedurende twee jaar werd gesnuisterd in vele archieven in heel Vlaanderen, activiteiten op poten gezet met tal van organisaties en vrijwilligers, oude foto’s en archiefstukken ingezameld, interviews afgenomen, een interactieve reizende tentoonstelling gemaakt, rondleidingen gegeven, inspiratiesessies en lessenreeksen georganiseerd, gewandeld en gefietst langs de oude trambedding, gezongen, verteld en geluisterd.

Het project loopt nu ten einde, maar de tentoonstelling blijft nog tot 4 januari 2016 reizen. De data en locaties kan u hier vinden. Daarna kan u ze bezoeken in De Pastorie in Munte.

Een heel erg warme en welgemeende merci aan iedereen wiens pad dat van Tracé Travak gekruist heeft. Zonder jullie was het nooit gelukt!

Trouwe tweewieler

De fiets en de auomobiel werden in hetzelfde tijdvak uitgevonden. Beide waren vervoermiddelen van degenen die er warmpjes bijzaten. De gewone man ging in die tijd te voet of maakte gebruik van de goedkope formules van de spoorwegen en de buurtspoorwegen. Rond de eeuwwisseling zou daar verandering in komen. De Belgische kolonie Belgisch-Congo produceerde een hoop rubber, de uitvinding van de rubberen band en de automatisering van de fietsproductie zorgden ervoor dat de fiets in handbereik van Jan met de pet kwam.

De fiets werd het vervoermiddel bij uitstek om naar het werk, het station of de tramhalte te rijden. Café’s verhuurden vaak een fietsenstalling aan pendelaars. Vandaag is het krijgen van een fiets niet meer zo bijzonder als vroeger. Daarom werden vele mensen gefotografeerd met hun ijzeren ros. Zo ook in het Land van Rode:

Als paddenstoelen uit de grond

Na de crisis van de Tweede Wereldoorlog, braken er betere tijden aan voor onze landgenoten. De Amerikanen brachten in 1945 niet alleen de bevrijding, maar ook de consumptiemaatschappij mee. Er was massa’s werk in de wederopbouw, de economie zwengelde aan en de welvaart steeg. Meer mensen konden zich een huis veroorloven en bouwden in een van de vele nieuwe wijken die na de oorlog in elke Vlaamse plattelandsgemeente ontstonden.

Maar het bleef niet bij een huis. Iedereen wilde mee met de moderne tijd en kocht een koelkast, een wasmachine, een droogkast, een televisie, een grasmaaier, een scooter of een auto. Maar waar moesten ze met al die spullen heen? Er werd dan ook lustig bijgebouwd: keuken, badkamer, garage, tuinhuis. De typische Vlaamse “koterijen” stammen uit deze tijd.

Met de stijging van de welvaart en de consumptie zagen tal van automerken hun kans om in elk dorp een graantje mee te pikken. Tal van lokale filialen werden in de jaren na de Tweede Wereldoorlog opgericht. Zo ook in het Land van Rode.

Oefening baart kunst

In de beginjaren van automobielen en velocipèdes, bestonden er praktisch geen geschreven verkeersregels. Dat komt omdat de openbare ruimte tot die tijd het domein van de voetganger was. Het openbare leven speelde zich grotendeels op straat af. Af en toe kwam er een paard met koets of kar voorbij. Veel ongelukken gaf dat niet want je kon zo’n rijtuig al van ver zien en horen komen. Tot die tijd hadden mensen de indruk dat wanneer ze een koets zouden tegenkomen, ze altijd genoeg tijd hadden om opzij te gaan. Er was bijgevolg geen nood aan regels.

Met de uitvinding van de automobiel en de fiets zou alles veranderen. De eerste auto’s en fietsen werden op zeer kleine schaal gemaakt. Er was nog geen standaardisatie of reglementering waardoor alle voertuigen er anders uitzagen, verschillende snelheden haalden en niet aan wettelijke voorwaarden voldeden (wegens het ontbreken van die voorwaarden). De voertuigen hadden geen tromp of toeter, geen lichten, slechte remmen, loshangende onderdelen enz. Helemaal in de geest van de tijd, wedijverden autofabrikanten met elkaar om de snelste auto te produceren. Zo sneuvelde rond de eeuwwisseling het ene na het andere snelheidsrecord.

Zoals je hier al kon lezen, waren de eerste automobiel- en fietsbezitters niet van de armsten. Zij woonden voornamelijk in de stad maar in hun vrije tijd vertoefden ze graag in hun buitenverblijf op het Vlaamse platteland. Met hun ijzeren ros haalden ze hoge snelheden op de plattelandswegen. En dat liep als eens fout af. De mensen waren de snelheden die de voertuigen haalden helemaal niet gewoon. Ze reageerden te traag en hadden in veel gevallen nog nooit een auto gezien. Er kwam dan ook veel protest tegen deze doodrijders. Het lokale bestuur kwam daarom als eerste in contact met deze kwestie en vaardigde als eerste verkeersregels uit.

Er moesten wegwijzers komen, sommige delen van de weg werden voorbehouden voor wielrijders, auto’s moesten zich houden aan een bepaalde snelheid, de bebouwde kom werd vastgelegd en de nieuwe voertuigen moesten zich zichtbaar en hoorbaar kunnen maken. Met gissen en missen werden zo in elk dorp afzonderlijk verkeersregels in het leven geroepen. De openbare ruimte was sindsdien niet meer het domein van de voetganger maar ook dat van auto, fiets en later tram of bus. Ook de mentaliteit wijzigde naar “op elk moment moeten kunnen uitwijken voor een gevaarte”. Tot vandaag zijn we nog steeds niet helemaal gewend aan de snelheden en het samenleven van verschillende vervoersmiddelen op dezelfde wegen.

This slideshow requires JavaScript.

Het was voor de wethouders ook geen sinecure om de controle op het naleven van de eerste regels goed te kunnen uitvoeren. De veldwachters hadden in de beginjaren namelijk zelf geen auto of fiets. Wegens het ontbreken van de nodige technologie was het vaststellen van een snelheidsovertreding ook niet gemakkelijk. In het gemeentelijk register van veroordelingen kan je de eerste verkeersovertredingen ontdekken. Tracé Travak onderzocht dit register in Munte in de jaren 1930. Het is geen verrassing dat de meeste overtredingen te maken hadden met het rijden zonder lichten of nummerplaat. In 90% van de gevallen begingen mannen de overtreding. De top drie van de beroepen waren: werkman, autogeleider en handelaar. De meesten waren tussen de 20 en de 35 jaar oud. Jongeren en ouderen komen er (bijna) niet in voor.

Twintig jaar later, in de jaren 1950, zijn het aantal overtredingen meer dan verdrievoudigd in aantal. Dat komt omdat meer voertuigen in het verkeer kwamen en omdat er ook veel meer verkeersregels waren die konden overtreden worden. De meesten werden beboet voor een inbreuk op de wegcode. Opnieuw zijn de mannen in de overgrote meerderheid (92%). De landbouwers nemen nu de eerste plaats in, gevolgd door de handelaars en de werkmannen. De twintigers zijn in de jaren 1950 in de meerderheid en de 50-plussers komen op de tweede plaats. Je kan stellen dat de dertigers uit de jaren 30 die het toen al niet te nauw namen met de regels het tegen de jaren 1950 nog steeds niet waren afgeleerd.

Een van de eerste veroordelingen voor overtredingen in het verkeer in Munte: rijden zonder nummerplaat en/of licht. Collectie gemeente Merelbeke.

Een van de eerste veroordelingen voor overtredingen in het verkeer in Munte: rijden zonder nummerplaat en/of licht. Collectie gemeente Merelbeke.

Adieu Jozefietentram!

Op het einde van de 19de eeuw groeide de nood om meer mensen van het platteland naar de stad te krijgen. België had dan wel als een van de eerste landen een spoorwegnet, de trein kwam lang niet overal. In onze streek werden alleen Melle, een klein stukje Merelbeke, Gontrode, Landskouter, Moortsele, Scheldewindeke en Balegem aangedaan.

Sint-Lievens-Houtem, Gijzenzele, Munte, Melsen, Lemberge, Vlierzele, Zonnegem, Letterhoutem, Bavegem, Merelbeke (dorp), Bottelare en Schelderode hadden geen station. Hun inwoners moesten te voet naar het dichtstbijzijnde station wandelen. Ook al waren er sinds 1870 goedkopere treintickets voor arbeiders, het wandelen was er vaak teveel aan.

Het platteland bleef de werklozen echter opstapelen en de steden bleven om werkvolk vragen. Daar moest iets op gevonden worden. Waarom geen klein broertje van de spoorwegen? Een kleinere trein die kleinere dorpen aandeed? Het warm water werd opnieuw uitgevonden: de overheid kwam met de buurtspoorwegen op de proppen.

This slideshow requires JavaScript.

In het Land van Rode werden zo’n viertal tramlijnen aangelegd: Gent-Merelbeke, Merelbeke-Geraardsbergen, Wetteren-Zottegem en Gent-Melle. Ook de buurtspoorwegen werkten met goedkope abonnementsformules zoals bij de grote broer van het spoor. Het aantal pendelaars steeg nu nog meer. Ondanks het succes waren veel tramlijnen verlieslatend.

De Melse tram aan het Arsenaal in Gentbrugge. Collectie de Meyer.

De Melse tram aan het Arsenaal in Gentbrugge. Collectie de Meyer.

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen bussen, die veel flexibeler waren en geen sporen of bovenleidingen nodig hadden. Het materiaal was fel verouderd en in plaats van te investeren in de buurtspoorwegen, besliste de Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen om volop voor de modernere bussen te gaan. Na zo’n halve eeuw dienst te hebben gedaan, werd de ene na de andere tramlijn in het Land van Rode afgeschaft en vervangen door een buslijn.

De Melse tram hield het langste stand. Pas in 1973 viel het doek over de stadslijn met buurtspoorwegallures. De Mellenaars hielden van hun tram en lieten de laatste rit van hun lachertje niet onopgemerkt voorbij gaan. Een actiecomité maakte stickers en een spandoek en protesteerde tegen het verdwijnen van de tram in Melle.

This slideshow requires JavaScript.

Journalist en heemkundige André ver Elst schreef speciaal voor de gelegenheid een gedicht getiteld “Adieu Jozefietentram”:

Tram 20 moet blijven!” riepen z’allemaal,
De studenten van ’t College, aan ’t Arsenaal,
’t Werd luid gescandeerd, ’t leek ’n echt gejuich;
Plots klonk ’t sein; ieder wrong zich in ’t enge rijtuig.

Voor ’t laatst wilde elkeen nog ’n herinneringsticket,
De motor van d’oude, kran’ge tram werd aangezet,
Daar ging hij langs ’t bekende, schoolse pad,
Duizend vonken schurend, door de feest’lijke voorstad.

Driftig dreunt de gele wagen naar z’n eindpunt heen,
In Melle, voor ’t College, is hij ook meteen.
’n Tintelend glas wordt er op de Jozefietentram geheven;

Dan keert de tram alsof niemand er om zou geven,
Voor altijd, eenzaam weer over ’t verlaten spoor
Want “blijven” vond, hoe jammer, geen gunstig gehoor!

Het leven zoals het was in de suikerfabriek

Aimé Debosscher © Phile Deprez

Aimé Debosscher © Phile Deprez

Seizoenarbeid heeft voor Merelbekenaar Aimé geen geheimen meer. Hij werkte als jonge knaap destijds op Waalse velden om er het graan uit te doen. Hij ging ook mee naar Frankrijk als bietenman en herinnert zich nog als was het gisteren hoe het in de suikerfabriek aan toe ging. De suikerfabriek waar Aimé enkele jaren noeste arbeid verrichtte, lag in Corbehem, nabij Douai in het noorden van Frankrijk.

Je kan Aimé zijn getuigenis beluisteren in de tentoonstelling Tracé Travak. Veel mensen kunnen zich niet meer voorstellen hoe dat moet geweest zijn. Familie van Aimé bezorgde de erfgoedcel een link naar een filmpje waarin te zien is hoe het er in de suikerfabriek van Corbehem aan toe ging. Je kan het hier bekijken. Een uniek tijdsdocument!

Heb je zelf nog een verhaal over de seizoenarbeid? Gingen jouw vader, grootvader of ooms ook in de bieten werken? Laat het ons weten en stuur hier je verhaal in.

Kinderspel

Brrroem het busje

Brrroem het busje

‘De geschiedenis van de arbeidsmobiliteit in het Land van Rode’. Het klinkt niet erg als een onderwerp dat kinderen zou aanspreken. Maar dan ken je Brrroem nog niet. Brrroem is een bus, geen gewone bus, want hij kan tijdreizen. Omdat we met de tentoonstelling Tracé Travak ook in de tijd reizen, komen we hem hier en daar tegen.

Waar Brrroem is, is er vast en zeker iets leuks te beleven. In de tentoonstelling werd namelijk een interactief kinderparcours gemaakt. Samen met een opdrachtenkaart, die je gratis aan de infobalie vindt, kunnen kinderen van 10 tot 14 jaar op ontdekkingstocht gaan. Zo leren ze al spelend over de geschiedenis van de mobiliteit en hun eigen dorp.

Tijdens de Kerstvakantie staat Tracé Travak in de bib van Melle. Je kan ze tijdens de openingsuren met het hele gezin bezoeken. Op 6 januari verhuist ze naar Cultuurcentrum De Fabriek in Sint-Lievens-Houtem. Wil je met je klas een bezoek brengen aan de tentoonstelling? Dat kan! De erfgoedcel heeft een educatief pakket  en een introductieles gemaakt. Je kan het pakket en de les hier gratis downloaden.

This slideshow requires JavaScript.

Heb je pech? Touring Wegenhulp is al onderweg!

Collectie Waeytens

Collectie Waeytens

De intrede van de consumptiemaatschappij in onze contreien en de hogere welvaart na de Tweede Wereldoorlog zorgden ervoor dat meer mensen zich een auto konden veroorloven. De glorieuze dure Belgische luxemerken van weleer zoals Minerva hadden toen al lang plaats gemaakt voor de goedkopere wagens van wereldmerken die in eigen land in assemblagefabrieken werden gemaakt. Zowat elk gezin schafte zich een auto aan, gekocht in een van de vele plaatselijke garages.

Collectie De Corte

Collectie De Corte

Die auto werd in de jaren 1950 en 1960 enkel van stal gehaald om in het weekend uitstapjes te doen naar de familie, de zee of de Ardennen. Hij werd mooi opgeblonken en stond tijdens de week te rusten in de garage. Hoe goed het ijzeren ros ook gesoigneerd werd, er kon al eens iets mislopen onderweg. De gestegen verkoopscijfers zorgden ook voor meer auto’s die met pech langs de kant van de weg belandden. Daar speelde het in 1948 opgerichte Touring Wegenhulp handig op in. Touring werd in 1895 opgericht als belangenvereninging voor fietsers en het fietstoerisme. De vereniging greep het toegenomen autobezit aan om zich te profileren als verdediger van de belangen van alle weggebruikers.

De nieuwe organisatie verschafte ook werk aan enkele bewoners van onze streek, zoals Achiel De Corte uit Melle. Hij ging in 1948 in dienst bij Touring Wegenhulp. Hij startte met een motorfiets met sidecar en kreeg in het begin van de jaren 1950 een Touringwagen. Elke Touring Wegenhulpagent kreeg een sector toegewezen. In het geval van Achiel was dat een stuk van de autosnelweg E5, nu E40. Hij vertrok in Melle en reed tot in Aalst. Daar reed hij er terug af om terug naar Melle te rijden. Dit deed hij tot hij een auto met pech langs de weg zag staan.

Collectie De Corte

Collectie De Corte

Collectie De Corte

Collectie De Corte

Elk jaar werden alle agenten met hun voertuig naar Brussel geroepen en werden de voertuigen op een rij geparkeerd, klaar voor de jaarlijkse inspectie. De bestuurder van de wagen die het best was onderhouden, kreeg een prijs. Alle agenten tooiden zich voor de gelegenheid in hun smetteloos uniform en deden hun uiterste best om de prijs te pakken te krijgen. Vaak was deze bijeenkomst de gelegenheid om samen op de foto te gaan met de collega’s en de Touring mascotte.

This slideshow requires JavaScript.

Vlierzele wil ook een afrit!

“Werk in eigen streek!”, “Stop de pendel! Werk in eigen streek!” waren enkele van de slogans die je in de jaren ’50, ’60 en ’70 kon zien hangen in de straten. Dat de gemeenten van het huidige Land van Rode een regio van pendelaars was (en is), daar bestaat geen twijfel over. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg het platteland een nieuw elan. Waar er voorheen een plattelandsvlucht was, begon er zich toen stilaan een stadsvlucht te ontwikkelen. Het platteland maakte een inhaalbeweging en ging volop voor de modernisering met huisvuilophaling, water, elektriciteit en gas aan huis en een beter openbaar vervoer. Onder impuls van de bouwpremie, gingen heel veel mensen terug op het platteland wonen, in het groen. Maar werken, dat deden ze nog steeds in de stad…

Vlierzele_001

Collectie Archief Sint-Lievens-Houtem

Dat zorgde er natuurlijk voor dat het aantal pendelaars vanuit het platteland naar de stedelijke gebieden erg toenam. En dat was ook de lokale politici niet ontgaan. Hun burgers werden dagelijks geconfronteerd met lange reistijden, oncomfortabele reisomstandigheden en lange dagen. In Vlierzele nam in 1959 de plaatselijke C.V.P.-afdeling het initiatief om in een gemotiveerde brief, gericht aan de burgemeester, op te komen voor de vele pendelaars in de gemeente.

Vlierzele_002

Collectie Archief Sint-Lievens-Houtem

Een aantal wegen loopt nog steeds door het gebied en is vandaag nog altijd van groot economisch en maatschappelijk belang. De autosnelweg E5, nu E40, werd in die jaren voltooid en was voor veel gemeenten de weg naar de (economische) vooruitgang. Brussel, waarheen de snelweg leidde, werd omgevormd tot een Europese parel en werd een belangrijke plaats van tewerkstelling voor zowel arbeiders als bedienden.

Collectie Archief Sint-Lievens-Houtem

Collectie Archief Sint-Lievens-Houtem

Ook de spoorwegen waren van groot belang voor de streek. Wegens het ontbreken van een eigen halte op de lijn naar Brussel, namen de meeste Vlierzeelse pendelaars de trein in Burst, dat zo’n 4 km zuidelijker ligt. Elke dag pendelden 40 % van de plaatselijke bevolking, of zo’n 100.000 mensen, naar een werkplek buiten het arrondissement. Het belang van beide verbindingen voor de plaatselijke bevolking (lees: pendelaars) en economie was dus moeilijk te overschatten. Het duurde anderhalf uur vooraleer pendelaars met de trein de steden Brussel en Gent bereikten. Het is daarom geen verrassing dat de briefschrijvers vroegen om een extra halte op de spoorlijn naar Brussel en een Vlierzeelse op- en afrit op de autosnelweg:

Collectie Archief Sint-Lievens-Houtem

Collectie Archief Sint-Lievens-Houtem

Burgemeester Faket van Vlierzele nam de eisen van de lokale C.V.P.-afdeling over en schreef in naam van zijn collega’s van Oordegem, Impe, Letterhoutem, Westrem, Smetlede, Bavegem, Vleckem, Sint-Lievens-Houtem, Ottergem, Erondegem, Zonnegem, Oombergen, Hillegem, Burst, Borsbeke, Herzele, Aaigem, Bambrugge, Ressegem, Massemen, Wetteren, Wanzele en Lede een brief naar tal van senatoren en politieke grootgewichten. Maar het mocht niet baten. Niet Vlierzele maar Erpe-Mere kreeg geen eigen op- en afrit. Er kwam ook geen extra halte op de spoorlijn naar Brussel. Je kan de volledige brief terugvinden in het archief van de gemeente Sint-Lievens-Houtem.

Toekomstige mobiliteit houdt Mellenaars bezig

Dat duurzame mobiliteit de Mellenaars bezig houdt, werd afgelopen vrijdag duidelijk op het debat over de toekomst van onze mobiliteit dat in de bibliotheek plaatsvond. Vijf experten ter zake van De Lijn Oost-Vlaanderen, Voetgangersbeweging, TreinTramBus, UGent en de stad Gent werden door moderator Pascal Vranckx (AVS, VTM) op de rooster gelegd over enkele heikele mobiliteitskwesties.

Tijdens het debat werden de panelleden aan de tand gevoeld over de mobiliteit van de toekomst. Tot 3 januari kunnen de Mellenaars tijdens de openingsuren van de bib de tentoonstelling Tracé Travak bezoeken. Daarin werd meer dan 150 jaar pendelgeschiedenis in het Land van Rode aan de hand van vele foto’s, archiefstukken, getuigenissen en filmfragmenten samengebracht. Voor de gelegenheid werd het verleden getoetst aan de toekomst. Vaak hoor je mensen zeggen dat het vroeger beter was, maar dat is lang niet altijd zo.

Tijdens het tweede deel van het debat kon het publiek vragen stellen. De Mellenaars liggen vooral wakker van de mentaliteit van de bevolking, de moeilijkheden met het openbaar vervoer en hoe de fileproblemen zullen aangepakt worden. Uit het debat kwam de complexiteit van alle mobiliteitskwesties naar voor. Mobiliteit is een zaak van vele partners en dat vertraagt de besluitvorming. Alle experten waren het erover eens dat het budget voor mobiliteit op alle niveau’s naar omhoog moet, willen we in de toekomst niet aan de problemen ten onder gaan.

Na het debat openden schepenen De Vis van cultuur en Gistelinck van mobiliteit en openbare werken officieel de tentoonstelling Tracé Travak en werden de aanwezigen op een hapje en drankje getrakteerd door het Netwerk Duurzame Mobiliteit en vrijwilligers van Fietsersbond Melle en Heemkundige Kring De Gonde. Je kan de tentoonstelling nog tot 3 januari tijdens de openingsuren van de bibliotheek gratis bezoeken. Ook aan kinderen is gedacht. Vraag naar de opdrachtenkaart aan de infobalie.

This slideshow requires JavaScript.