Op het einde van de 19de eeuw groeide de nood om meer mensen van het platteland naar de stad te krijgen. België had dan wel als een van de eerste landen een spoorwegnet, de trein kwam lang niet overal. In onze streek werden alleen Melle, een klein stukje Merelbeke, Gontrode, Landskouter, Moortsele, Scheldewindeke en Balegem aangedaan.
Sint-Lievens-Houtem, Gijzenzele, Munte, Melsen, Lemberge, Vlierzele, Zonnegem, Letterhoutem, Bavegem, Merelbeke (dorp), Bottelare en Schelderode hadden geen station. Hun inwoners moesten te voet naar het dichtstbijzijnde station wandelen. Ook al waren er sinds 1870 goedkopere treintickets voor arbeiders, het wandelen was er vaak teveel aan.
Het platteland bleef de werklozen echter opstapelen en de steden bleven om werkvolk vragen. Daar moest iets op gevonden worden. Waarom geen klein broertje van de spoorwegen? Een kleinere trein die kleinere dorpen aandeed? Het warm water werd opnieuw uitgevonden: de overheid kwam met de buurtspoorwegen op de proppen.
This slideshow requires JavaScript.
In het Land van Rode werden zo’n viertal tramlijnen aangelegd: Gent-Merelbeke, Merelbeke-Geraardsbergen, Wetteren-Zottegem en Gent-Melle. Ook de buurtspoorwegen werkten met goedkope abonnementsformules zoals bij de grote broer van het spoor. Het aantal pendelaars steeg nu nog meer. Ondanks het succes waren veel tramlijnen verlieslatend.
De Melse tram aan het Arsenaal in Gentbrugge. Collectie de Meyer.
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen bussen, die veel flexibeler waren en geen sporen of bovenleidingen nodig hadden. Het materiaal was fel verouderd en in plaats van te investeren in de buurtspoorwegen, besliste de Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen om volop voor de modernere bussen te gaan. Na zo’n halve eeuw dienst te hebben gedaan, werd de ene na de andere tramlijn in het Land van Rode afgeschaft en vervangen door een buslijn.
De Melse tram hield het langste stand. Pas in 1973 viel het doek over de stadslijn met buurtspoorwegallures. De Mellenaars hielden van hun tram en lieten de laatste rit van hun lachertje niet onopgemerkt voorbij gaan. Een actiecomité maakte stickers en een spandoek en protesteerde tegen het verdwijnen van de tram in Melle.
This slideshow requires JavaScript.
Journalist en heemkundige André ver Elst schreef speciaal voor de gelegenheid een gedicht getiteld “Adieu Jozefietentram”:
Tram 20 moet blijven!” riepen z’allemaal,
De studenten van ’t College, aan ’t Arsenaal,
’t Werd luid gescandeerd, ’t leek ’n echt gejuich;
Plots klonk ’t sein; ieder wrong zich in ’t enge rijtuig.
Voor ’t laatst wilde elkeen nog ’n herinneringsticket,
De motor van d’oude, kran’ge tram werd aangezet,
Daar ging hij langs ’t bekende, schoolse pad,
Duizend vonken schurend, door de feest’lijke voorstad.
Driftig dreunt de gele wagen naar z’n eindpunt heen,
In Melle, voor ’t College, is hij ook meteen.
’n Tintelend glas wordt er op de Jozefietentram geheven;
Dan keert de tram alsof niemand er om zou geven,
Voor altijd, eenzaam weer over ’t verlaten spoor
Want “blijven” vond, hoe jammer, geen gunstig gehoor!